Gij dan, mijn kind, wees krachtig in de genade van Christus Jezus.
Lezen: 2 Korintiërs: 11:30-12:10
30 Moet er geroemd worden, dan zal ik van mijn zwakheid roemen. 31 De God en Vader van onze Here Jezus, geprezen zij Hij in eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. 32 Te Damascus liet de stadhouder van koning Aretas de stad der Damasceners bewaken, om mij te grijpen, 33 en door een venster in de muur werd ik in een mand neergelaten en ik ontkwam aan zijn handen. 1 Er moet geroemd worden; het dient wel tot niets, maar ik zal komen op gezichten en openbaringen des Heren. 2 Ik weet van een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel. 3 En ik weet van die persoon – of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het – 4 dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken. 5 Over die persoon zal ik roemen, maar over mijzelf zal ik niet roemen, of het moest zijn in mijn zwakheden. 6 Want als ik wil roemen, zal ik niet onverstandig zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik onthoud mij ervan, opdat men mij niet meer toekenne dan wat men van mij ziet en hoort, 7 en ook om het buitengewone van de openbaringen. Daarom is mij, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen, een doorn in het vlees gegeven, een engel des satans, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen. 8 Driemaal heb ik de Here hierover gebeden, dat hij van mij zou aflaten. 9 En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome. 10 Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen, benauwenissen ter wille van Christus, want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.
Uitleg
In bovengenoemde tekst roept Paulus zijn (geestelijk) kind Timoteüs op om krachtig te zijn in de genade; hij zegt het zelfs als een bevel!
Als God ons een geest van kracht, bezonnenheid en van liefde heeft gegeven (2Tim.1:7), waarom is de Gemeente van Christus dan vaak zo krachteloos?
Waarom is er dan van de liefde onderling zo weinig te zien? En als we eerlijk zijn tegenover onszelf, moeten we dan niet erkennen dat we vaak moedeloos zijn en twijfelen omdat we niets van Gods kracht en liefde in ons leven bespeuren? Hoe komt dat toch?
Is het zo dat we het geheim van de overgave, van het ons geheel aan Hem toevertrouwen, niet meer kennen?
We durven niet meer met alle vezels van ons bestaan afhankelijk te zijn van Hem. Daarom gaan we het zoeken in de uiterlijke eenheid en proberen op deze wijze ons waar te maken in deze wereld. We zoeken het in machtige organisaties en handhaven daarbij onszelf. Van een innerlijke verandering kan daarbij dan geen sprake zijn. Maar Paulus, de man van wie zoveel kracht uitgaat in de Gemeenten, wist hoe zwak hij in zichzelf was. Voor hem is Gods genade genoeg. Hij roemt in zijn zwakheid, opdat de kracht van Christus over hem kome. Maar waar zouden wij de moed vandaan halen, te erkennen dat wij in onszelf niets zijn? Dat is alleen maar mogelijk als we ons vertrouwen volkomen op Hem gesteld hebben. Wanneer wij de moed hebben in alle verzoekingen en problemen te roemen in Zijn genade, dan zal God Zich zeker in ons als de Sterkere betonen. Wat zullen we dan een bemoediging zijn voor de wereld om ons heen, om zich, net als wij, aan Jezus over te geven!
Christengemeente de Brug
chr.debrug@debrugmaasmechelen.be
Ringlaan 410
Voorgangers
Jean & Godelieve Houben
Tel.: 089 - 76 66 76
2 Kronieken 15:7
Gij dan, weest sterk en laten uw handen niet verslappen, want uw werk zal beloond worden.