Gij zijt niet op de bressen gaan staan en gij hebt geen muur om het huis Israëls opgetrokken.
Lezen: Ezechiël 22:23-31
23 Het woord des HEREN kwam tot mij: 24 Mensenkind, zeg tot het land: Gij zijt een land, dat niet bevochtigd noch door regen gedrenkt is ten dage van de gramschap; 25 waar de vorsten zijn als een brullende leeuw, die zijn prooi verscheurt: mensen verslinden zij, schatten en kostbaarheden roven zij weg, het aantal weduwen vermeerderen zij er. 26 Zijn priesters doen mijn wet geweld aan en ontwijden mijn heilige dingen; tussen heilig en onheilig maken zij geen onderscheid, het verschil tussen onrein en rein onderwijzen zij niet, en voor mijn sabbatten sluiten zij hun ogen; zo word Ik te midden van hen ontheiligd. 27 De oversten zijn er als roofgierige wolven, die bloed vergieten en mensen in het verderf storten om zichzelf te bevoordelen. 28 En zijn profeten bepleisteren voor hen met kalk: zij schouwen bedrieglijke dingen en voorspellen leugen; zij zeggen: Zo zegt de Here HERE – terwijl de HERE niet gesproken heeft. 29 Het volk des lands maakt zich schuldig aan afpersing en pleegt roof; het onderdrukt de arme en behoeftige, en de vreemdeling doet het tegen alle recht geweld aan. 30 Ik heb onder hen gezocht naar iemand, die een muur zou kunnen optrekken en voor mijn aangezicht op de bres zou kunnen staan ten behoeve van het land, zodat Ik het niet zou verwoesten, maar Ik heb hem niet gevonden. 31 Daarom heb Ik mijn gramschap over hen uitgestort; met het vuur van mijn verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun wandel heb Ik op hun hoofd doen neerkomen – luidt het woord van de Here HERE.
Uitleg
Deze woorden in het Oude Testament zijn natuurlijk in de eerste plaats gericht tot het volk Israël, maar ook tot ons, want wij zijn eigenlijk een Joodse sekte vanuit de heidenen toegevoegd (Ef.2:12,13).
Dit woord is overigens wel bijzonder actueel! Ook veel priesters van nu doen Gods Wet geweld aan, zelfs al wordt die iedere zondag voorgelezen. Tussen heilig en onheilig, tussen rein en onrein wordt geen onderscheid meer gemaakt. Een dag van rust om God, meer dan op andere dagen mogelijk is, te verheerlijken bestaat niet meer! Desondanks wordt er gepredikt: „Zo spreekt de Here!”, doch niet de Here maar het eigen hart heeft gesproken (13:2).
Ondanks dit gruwelijk gedrag van hen die zich toch Gods kinderen noemen, heeft God Zich nog niet van hen afgewend. Zijn ogen gaan zoekend rond of Hij iemand kan vinden die voor Zijn aangezicht op de bres zou kunnen staan ten behoeve van het land, zodat Hij het niet zal verwoesten.
Zijn er dan geen priesters meer naar Gods hart? Zoekt Hij dan werkelijk tevergeefs? Dan zal Gods gramschap over ons worden uitgestort: het vuur van Zijn verbolgenheid zal ons verteren! Er zijn mensen die dan zeggen: ‘Gelukkig niet over mij!’ Misschien hebben Gods ogen even vragend op hen gerust of zij voor Hem op de bres zouden willen staan, maar ook in hen heeft Hij niemand gevonden die Hij kon gebruiken. Maar de hemel zij geprezen! Hij heeft wèl iemand gevonden! „Zie, hier ben ik, om Uw wil te doen, o God”(Ps.40:8).
Wat een zegen dat Jezus niet aan Zichzelf heeft gedacht. Niet voor Zichzelf, maar voor ons is Hij op aarde gekomen en terwille van ons is Hij voor Gods aangezicht op de bres gaan staan.
Christengemeente de Brug
chr.debrug@debrugmaasmechelen.be
Ringlaan 410
Voorgangers
Jean & Godelieve Houben
Tel.: 089 - 76 66 76
2 Kronieken 15:7
Gij dan, weest sterk en laten uw handen niet verslappen, want uw werk zal beloond worden.